Het bos niet in mogen, maar het toch doen
Als er is iets is waarvan ik durf te zeggen dat het kenmerkend is voor Marian Hulshof, dan is dat het spel met het verbod. En daarmee direct samenhangend het spel met het gevaar.
Geboren in een bosrijke omgeving in Gelderland werd Marian aangetrokken door de bomen in het bos. Met haar vriendin trotseerde ze het ouderlijk verbod om het bos in te gaan. Mogelijk dreigde daar gevaar. Het gevaarlijk geachte bos is een bijna archetypisch verschijnsel. En het kind dat de ouderlijk vermaning negeert en het kennelijk gevaarlijke bos betreedt, doet iets wat we maar al te goed kennen. De verzameling sprookjes van Grimm kent zulke kinderen. En met zulke kinderen loopt het lang niet altijd goed af! In het sprookje van Marian Hulshof vinden we de kinderen – zijzelf en haar vriendinnetje – terug in een boom. En zij zijn – heel sprookjesachtig – onzichtbaar geworden. Zij kunnen de mensen zien, maar de mensen zien hen niet, omdat ze in de boom zitten.
Misschien moeten we daar het portret van de kunstenaar Marian Hulshof beginnen. Onzichtbaar zittend in de boom en kijkend naar de mensen. Want al komt er geen mens voor in haar werk: al haar werk lijkt over mensen te gaan – eerder dan over bomen. De bomen in Marian’s werk gedragen zich. Ze staan niet, ze zijn. En ze zijn wezenlijk. Ze spreken.
Vanuit de boom wordt de mens bekeken en ín de boom wordt de mens geportretteerd. Een prachtige cirkelgang. Met deze gesloten kring zou Marian een heel kunstenaarsleven kunnen vullen. Maar er is ook iets heel anders aan de hand in haar werk. Zelf spreekt zij van ‘de grens’. Is de boom al archetypisch, de grens is dat al evenzeer. Een grens is pas echt grens als hij wordt overschreden. De grens is de Kamer in Blauwbaards Burcht die niet betreden mag worden: zolang dat verbod gehoorzaamd wordt, is de kamer slechts een deur. Pas met het openen van de deur wordt de kamer in feite geschapen, het geheim onthuld, het gevaar ontketend. En zo is het met de grens: die móet worden overschreden om hem recht te doen. En zo gaat het ook in het werk van Marian. Zij moet telkens een grens over, zij moet telkens dingen doen die letterlijk buitengewoon zijn.
Niet-kunstenaars denken misschien dat het domein van de kunsten een grenzenloze wereld is. De kunst wordt door buitenstaanders vaak gezien als een bij uitstek vrije wereld, ja een symbool voor de vrijheid-zonder-meer. Maar dat is niet het geval: ook de wereld van de kunst kent grenzen, restricties, ge- en verboden. In het kunstbos staan geen bordjes, geen paaltjes die voorgekookte routes aangeven; er is ogenschijnlijke vrijheid. Maar er zijn codes, do’s en don’ts te over. Zo zou je er beter aan doen – zeker als vrouw – om niet op je schilderij te gaan naaien. Nog afgezien van het feit dat je misschien veel beter een video, een foto of een installatie kunt maken. Maar gesteld dat je schilderijen wilt maken – wat inmiddels weer wel ‘mag’ – dan is naaien niet het allerbeste idee. Het is voor een vrouw rolbevestigend en dat is niet bepaald een welkome kwalificatie. Het grensoverschrijdende van Marian is dat zij de rolbevestiging op zich neemt, de grens overschrijdt en het verbod visualiseert door het te overtreden. Want niemand had natuurlijk ook expliciet gezegd dat je niet op een schilderij mocht naaien. Marian heeft het verbod zichtbaar gemaakt in het ongemak dat je voelt. Als mannelijke beschouwer heb ik ook momenten gehad waarop ik dacht: is dit werkelijk een goed plan? Maar de klasse van een plan zit in de kwaliteit van de uitvoering. Een cliché is pas voelbaar als cliché als het kwaliteit ontbeert. Maar kwaliteit snoert iedere mond, die had willen zeggen: doe het niet. En zo verging het mij. Wat Marian deed was op een profane manier voor de hand liggend, maar door de kwaliteit verbluffend. De grens was overschreden en het gevaar bezworen. Met de eigen middelen van de kunst: de visuele intelligentie en het beheerste handwerk.
En het werd nog erger: de stoffen werden barok. Fluweel, satijn, pluizige haarvlokken. En dan de kleuren: zo bont, zo kakelbont, fluorescerend zelfs. Voeg daar de stipjes, vlekjes en versieringen bij. Én het gebruik van verdikte acryl en metallic verven zoals goudverf en je kunt vaststellen: Marian Hulshof zet een compleet ‘fout’ scala van middelen in om haar doel te bereiken. Iedereen weet dat overdaad schaadt. Less is more is het vaakst uitgesproken stijlbloempje van de kunstdidactiek. In de handen van ieder ander zouden de middelen die Marian inzet leiden tot een hopeloos resultaat. Bij haar niet! Hoe kan dat?
Ik denk dat Marian in haar werk iets doet wat onontbeerlijk is voor ieder goed kunstenaarschap. Het is eenvoudig gezegd – het is moeilijk te bereiken. Ieder kunstwerk moet zijn eigen noodzaak hebben. En die noodzaak is altijd gelegen in de persoonlijkheid van de kunstenaar. Innere Notwendigkeit heet het dan ook bij Kandinsky, die het begrip introduceert in zijn boek Das Geistige in der Kunst. Innerlijke noodzaak, daar gaat het om. Het helpt als je geleefd hebt. Als je wat meer weet. Het helpt ook als je slim bent – als je in staat bent om te kijken, te redeneren, te concluderen over de werkelijkheid die je – zelf onzichtbaar – bestudeert. Het is een grote hulp als je visie hebt. Als je naast vragen ook een mening hebt (een antwoord is niet altijd nodig). En dan kan het zijn dat je in de door mannen gedomineerde wereld grenzen ziet, die jij als vrouw moet visualiseren door ze te overtreden. En dan kan het zijn dat je merkt dat je dat beter niet ten halve doet, maar volledig. Dat je alle middelen, voorstellingen, materialen, kleuren en technieken zonder een enkel voorbehoud moet inzetten. Natuurlijk: je loopt gevaar. Je begeeft je op ongebaande paden. Je moet je eigen weg kappen. Je loopt rakelings langs het ravijn van de loze bombarie. In het geval van Marian voert de weg door een tropische woestenij met betoverende kleuren, met bloemen die geuren en verlokken. Met vormen die allerlei vertellingen lijken te bevatten. En niet per se de meest onschuldige. Er zit allemachtig veel erotiek in de vormentaal van de tovertuin waar we ingelokt zijn.
Marian vertelt zelf over haar innerlijk conflict tussen passie en beheersing. In haar werk komen we het conflict tegen. Maar dan als kracht. De beheersing zien we in de talloze daden die nodig zijn om een werk te maken. Ik geloof dat het niet overdreven is hier van een offer te spreken. De beheersing is die van een vakvrouw die er alles, maar dan ook werkelijk alles voor over heeft om haar werk vorm te geven. En de vorm: díe is passievol. In de vorm laat zij zich volledig gaan. Het is letterlijk en figuurlijk een lust voor het oog. Haar innerlijk conflict tussen beheersing en passie wordt ongehinderd omgezet in beeld. Daarmee heeft zij zorggedragen voor de Innere Notwendigkeit. En dan kan er ook eigenlijk niets meer misgaan. Dan mag de hele barokke wereld over ons worden uitgestort. Dan wordt wat overal elders kitsch zou heten kunst. Dan raken wij ontroerd. Het is het grensoverschrijdend huzarenstukje waarmee Marian Hulshof ons de tuin der lusten inlokt.
Laat u verleiden.
Olphaert den Otter
———————————————————————————