• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to footer
  • Home
  • work
    • fabric
    • drawing
    • outdoor
    • painting
    • photo
    • 3-D
  • expo
  • Bio
    • Nederlands
    • English
    • Français

Marian Hulshof

Artist - WORK

  • public
    • book
    • article
    • speech
    • quote
    • English
  • video
  • News
  • Contact

speech

Speech in Bornse Synagoge

Het bos niet in mogen, maar het toch doen

Als er is iets is waarvan ik durf te zeggen dat het kenmerkend is voor Marian Hulshof, dan is dat het spel met het verbod. En daarmee direct samenhangend het spel met het gevaar.

Geboren in een bosrijke omgeving in Gelderland werd Marian aangetrokken door de bomen in het bos. Met haar vriendin trotseerde ze het ouderlijk verbod om het bos in te gaan. Mogelijk dreigde daar gevaar. Het gevaarlijk geachte bos is een bijna archetypisch verschijnsel. En het kind dat de ouderlijk vermaning negeert en het kennelijk gevaarlijke bos betreedt, doet iets wat we maar al te goed kennen. De verzameling sprookjes van Grimm kent zulke kinderen. En met zulke kinderen loopt het lang niet altijd goed af! In het sprookje van Marian Hulshof vinden we de kinderen – zijzelf en haar vriendinnetje – terug in een boom. En zij zijn – heel sprookjesachtig – onzichtbaar geworden. Zij kunnen de mensen zien, maar de mensen zien hen niet, omdat ze in de boom zitten.

Misschien moeten we daar het portret van de kunstenaar Marian Hulshof beginnen. Onzichtbaar zittend in de boom en kijkend naar de mensen. Want al komt er geen mens voor in haar werk: al haar werk lijkt over mensen te gaan – eerder dan over  bomen. De bomen in Marian’s werk gedragen zich. Ze staan niet, ze zijn. En ze zijn wezenlijk. Ze spreken.
Vanuit de boom wordt de mens bekeken en ín de boom wordt de mens geportretteerd. Een prachtige cirkelgang. Met deze gesloten kring zou Marian een heel kunstenaarsleven kunnen vullen. Maar er is ook iets heel anders aan de hand in haar werk. Zelf spreekt zij van ‘de grens’. Is de boom al archetypisch, de grens is dat al evenzeer. Een grens is pas echt grens als hij wordt overschreden. De grens is de Kamer in Blauwbaards Burcht die niet betreden mag worden: zolang dat verbod gehoorzaamd wordt, is de kamer slechts een deur. Pas met het openen van de deur wordt de kamer in feite geschapen, het geheim onthuld, het gevaar ontketend. En zo is het met de grens: die móet worden overschreden om hem recht te doen. En zo gaat het ook in het werk van Marian. Zij moet telkens een grens over, zij moet telkens dingen doen die letterlijk buitengewoon zijn.

Niet-kunstenaars denken misschien dat het domein van de kunsten een grenzenloze wereld is. De kunst wordt door buitenstaanders vaak gezien als een bij uitstek vrije wereld, ja een symbool voor de vrijheid-zonder-meer. Maar dat is niet het geval: ook de wereld van de kunst kent grenzen, restricties, ge- en verboden. In het kunstbos staan geen bordjes, geen paaltjes die voorgekookte routes aangeven; er is ogenschijnlijke vrijheid. Maar er zijn codes, do’s en don’ts te over. Zo zou je er beter aan doen – zeker als vrouw – om niet op je schilderij te gaan naaien. Nog afgezien van het feit dat je misschien veel beter een video, een foto of een installatie kunt maken. Maar gesteld dat je schilderijen wilt maken – wat inmiddels weer wel ‘mag’ – dan is naaien niet het allerbeste idee. Het is voor een vrouw rolbevestigend en dat is niet bepaald een welkome kwalificatie. Het grensoverschrijdende van Marian is dat zij de rolbevestiging op zich neemt, de grens overschrijdt en het verbod visualiseert door het te overtreden. Want niemand had natuurlijk ook expliciet gezegd dat je niet op een schilderij mocht naaien. Marian heeft het verbod zichtbaar gemaakt in het ongemak dat je voelt. Als mannelijke beschouwer heb ik ook momenten gehad waarop ik dacht: is dit werkelijk een goed plan? Maar de klasse van een plan zit in de kwaliteit van de uitvoering. Een cliché is pas voelbaar als cliché als het kwaliteit ontbeert. Maar kwaliteit snoert iedere mond, die had willen zeggen: doe het niet. En zo verging het mij. Wat Marian deed was op een profane manier voor de hand liggend, maar door de kwaliteit verbluffend. De grens was overschreden en het gevaar bezworen. Met de eigen middelen van de kunst: de visuele intelligentie en het beheerste handwerk.

En het werd nog erger: de stoffen werden barok. Fluweel, satijn, pluizige haarvlokken. En dan de kleuren: zo bont, zo kakelbont, fluorescerend zelfs. Voeg daar de stipjes, vlekjes en versieringen bij. Én het gebruik van verdikte acryl en metallic verven zoals goudverf en je kunt vaststellen: Marian Hulshof zet een compleet ‘fout’ scala van middelen in om haar doel te bereiken.  Iedereen weet dat overdaad schaadt. Less is more is het vaakst uitgesproken stijlbloempje van de kunstdidactiek. In de handen van ieder ander zouden de middelen die Marian inzet leiden tot een hopeloos resultaat. Bij haar niet! Hoe kan dat?

Ik denk dat Marian in haar werk iets doet wat onontbeerlijk is voor ieder goed kunstenaarschap. Het is eenvoudig gezegd – het is moeilijk te bereiken. Ieder kunstwerk moet zijn eigen noodzaak hebben. En die noodzaak is altijd gelegen in de persoonlijkheid van de kunstenaar. Innere Notwendigkeit heet het dan ook bij Kandinsky, die het begrip introduceert in zijn boek Das Geistige in der Kunst. Innerlijke noodzaak, daar gaat het om. Het helpt als je geleefd hebt. Als je wat meer weet. Het helpt ook als je slim bent – als je in staat bent om te kijken, te redeneren, te concluderen over de werkelijkheid die je – zelf onzichtbaar – bestudeert. Het is een grote hulp als je visie hebt. Als je naast vragen ook een mening hebt (een antwoord is niet altijd nodig). En dan kan het zijn dat je in de door mannen gedomineerde wereld grenzen ziet, die jij als vrouw moet visualiseren door ze te overtreden. En dan kan het zijn dat je merkt dat je dat beter niet ten halve doet, maar volledig. Dat je alle middelen, voorstellingen, materialen, kleuren en technieken zonder een enkel voorbehoud moet inzetten. Natuurlijk: je loopt gevaar. Je begeeft je op ongebaande paden. Je moet je eigen weg kappen. Je loopt rakelings langs het ravijn van de loze bombarie. In het geval van Marian voert de weg door een tropische woestenij met betoverende kleuren, met bloemen die geuren en verlokken. Met vormen die allerlei vertellingen lijken te bevatten. En niet per se de meest onschuldige. Er zit allemachtig veel erotiek in de vormentaal van de tovertuin waar we ingelokt zijn.

Marian vertelt zelf over haar innerlijk conflict tussen passie en beheersing. In haar werk komen we het conflict tegen. Maar dan als kracht. De beheersing zien we in de talloze daden die nodig zijn om een werk te maken. Ik geloof dat het niet overdreven is hier van een offer te spreken. De beheersing is die van een vakvrouw die er alles, maar dan ook werkelijk alles voor over heeft om haar werk vorm te geven. En de vorm: díe is passievol. In de vorm laat zij zich volledig gaan. Het is letterlijk en figuurlijk een lust voor het oog. Haar innerlijk conflict tussen beheersing en passie wordt ongehinderd omgezet in beeld. Daarmee heeft zij zorggedragen voor de Innere Notwendigkeit. En dan kan er ook eigenlijk niets meer misgaan. Dan mag de hele barokke wereld over ons worden uitgestort. Dan wordt wat overal elders kitsch zou heten kunst. Dan raken wij ontroerd. Het is het grensoverschrijdend huzarenstukje waarmee Marian Hulshof ons de tuin der lusten inlokt.
Laat u verleiden.

Olphaert den Otter

———————————————————————————

Speech in Hof ter Saksen, Beveren

Over het tentoongestelde werk van Marian Hulshof en Jan Hofman wil ik op hun verzoek graag mijn impressies en mijn gedachten met u delen. Ik begin met een statement:

Kijken is een vorm van lezen, en wij leven in een wereld waar het visuele onder invloed van technische middelen en veelal economische motieven een ongelooflijke vlucht heeft genomen. De mate waarin wij elk moment van de dag en meestal ongevraagd overstelpt worden met informatie in de vorm van aandacht trekkende beelden en teksten, met behulp van talloze media, heeft proporties aangenomen die we inmiddels kunnen opvatten als volkomen uit de hand gelopen. Waarom? Omdat het onwillekeurig in ons denken en beleven binnendringt en ons stilletjes afleert  beelden en informatie op z’n plaats te houden. Ik zei net: kijken is een vorm van lezen, maar zo langzamerhand worden we allemaal leesblind gemaakt door de overdosis aan visuele impressies.

Dames en heren, er is een tegengif, er is ontsnapping mogelijk, er bestaat namelijk ook nog een andere wereld, waarin wat we te zien krijgen, op z’n plaats blijft. Hier, in deze omgeving, met de hedendaagse onrust naar de achtergrond gedrongen, op een eeuwenoud terrein, rijk aan natuur en cultuur, tegen de achtergrond van de bewogen Vlaamse geschiedenis, en tenslotte in de huidige luxe van dit Huys van Plaisance, hier vindt u het geschikte en passende milieu voor wat ik bedoel. Hier regeert de tempovoering die past bij onze oorsprong: oeroude bomen, dieren en vogels, weiden, akkers en tuinen, het ruisen van bladeren en de geuren van land en flora, kortom een klein universum van natuur en mensenhand. En, hier is het werk van twee mensen, die u op zeer welsprekende wijze in contact brengen met een wereld waarin de beelden ook op hun plaats blijven. U weet, dát is immers de kenmerkende eigenschap van beeldende kunst, het afgezonderde beeld blijft, blijft bij u. Over deze verbeelde werkelijkheid van de beide kunstenaars wil ik nu wat meer zeggen, en zoals u weet: ze blijven een maand lang op hun plaats, op dit prachtige landgoed en in dit uitzonderlijk kasteel.

Met ‘kijken is een vorm van lezen’ bedoel ik natuurlijk het kijken naar kunst en ik ben zeer gefrappeerd door het werk van Jan en Marian. Hun inspiratie is geheel geënt op de machtige, om niet te zeggen de magische wereld van de natuur om ons heen, de natuur waarin we leven, waar wij onverbrekelijk deel van zijn en waarin we ten onder gaan. Vanzelfsprekend brengt ons dit bij de biologie en dat brengt mij opnieuw bij het kijken en lezen, en vervolgens het scheppen. Kijken of lezen is zoeken en selecteren, niet alleen náár de wereld kijken, maar ook er achter, samenhang zien, verbindingen, scheuring, emoties ondergaan en er uitdrukking aan willen geven, door fantasie, allegorie of verstilling. Ik noem de biologie, en wil in dat verband enkele woorden citeren van Antonio Damasio, eminent neuroloog en kunstkenner en gelooft u mij, dit heeft te maken met het werk hier tentoongesteld. “De cel, zegt hij, is biologisch geprogrammeerd om zich op een ‘levensreddende manier’ manier te gedragen en zo te functioneren dat die zorgdraagt voor wat we vandaag de dag ‘welzijn’ noemen.” Ons geestelijk instrumentarium, zo betoogt Damasio, verschaft ons binnen de richtlijnen van de biologie de wegen om cultuur te scheppen. Zo is er dus een directe connectie tussen onze biologie en de kunst, ik meen dat beide kunstenaars dit zullen beamen en vind dat zij dit vertolken, ja zichtbaar maken in hun werk.

Nu wil ik u vragen mij te verontschuldigen, want omdat ik beide kunstenaars ken, Jan zelfs al heel lang, wil ik toch persoonlijk worden en voor u misschien ál te subjectief. Al staat daar  natuurlijk tegenover dat uw subjectiviteit precies dezelfde rechten heeft, zodat onze eventuele eenzijdigheid weer wordt gerelativeerd. Eerst het werk van Marian Hulshof, daarna van Jan Hofman.

Marian, wat zit er een betoverende en virtuoze expressie in je grote zowel als kleinere werken, in je meer naturalistische dan wel abstracte werk. Je bent een vermetel kunstenaar en hebt op eclatante wijze Friesland en Vlaanderen, of moet ik zeggen Hardegarijp en Beveren bij elkaar gebracht. Geïnspireerd door de kolossale beuken aan de gelijknamige Beukendreef van Hof ter Saksen, getuigt de installatie van de Getemde Beuken niet alleen van je zeer autonome opvattingen, maar is zij tevens een grootse osmose van natuur en cultuur, van biologie en beeldende kunst, van intuïtie en intellect, van gedrevenheid en bedrevenheid, een spektakel van tijd en ruimte, spiegel van èn ode aan de groeikracht, opgedragen aan de Boom. Alleen op dit werk wil ik graag nog wat verder ingaan, immers ik moet me beperken.

Bomen getransformeerd: van Beukendreef tot De getemde Beuken.
Deze magistrale installatie, manshoog en over een breedte van 8,5 meter is:
*barok, burlesk, binnenste buiten,  *overdadig, overrijp, onstuimig
De boomstam als motief en voorstelling is in handen van de kunstenares ‘bloemrijk’ ontaard in een krachtige bundeling van wortelachtige vormen, en sprookjesachtig verbeeld; de herhaling van de boomstam, om niet zeggen van de koningsbeuk, naar een perspectivisch oneindig, en in combinatie met het raffinement van de lyrische kleurensymphonie, heeft een juichend karakter, is bij wijze van spreken een vocale uitspatting. Tegelijkertijd behelst deze transformatie van de bomen zowel een lineaire als coloristische abstractie.
Dames en heren, er is geen enkele aansporing nodig om naar dit werk te kijken: het werk zelf spoort daartoe aan. Dit is la joie de peindre par excellence! Nog één opmerking hier aan toegevoegd: behalve de creatieve extase, zien we de vrouwenhand, die de dwingende kracht van de boom, het bij uitstek mannelijke, dat van zijn groei en gestalte uitgaat, weet te temmen. Het is ook daarom een aangename ervaring om naar dit werk te kijken, getuige als we zijn van de even beheerste als ongebreidelde creativiteit van deze kunstenaar !

En dan nu het werk van Jan Hofman.
Jan, onlangs kwam ik de titel tegen van de grote en eerste Nederlandse dichter en schrijver, let wel een Vlaming, Jacob van Maerlant; zeveneneenhalve eeuw geleden schreef hij als de encyclopedische verzendichter die hij was Der naturen bloeme, wat een prachtig devies voor deze expositie. Der naturen bloeme, het beste van de natuur, gaat over mensen, dieren, planten en mineralen, net als jouw kunst; ongeveer in dezelfde tijd van die late dertiende eeuw verrijst hier het kasteel, dit huidige Hof ter Saksen.
Jan, ook jij brengt hier met je werk een verbinding tot stand, en wel door de bijzondere wijze waarop je het tijdelijke en vergankelijke iets tijdloos’ weet mee te geven; wat toen was, groeide en verging, zien we nog steeds, alléén, we gaan er maar al te vaak aan voorbij. Jij niet. Jouw werk ontroert me zeer: door de verstilling, door de kunst om woorden overbodig te maken, en door wat ik noem jouw eenvoud in bescheidenheid. Ik wil graag iets meer zeggen over je hangende werk, gevat tussen twee acrylplaten: in dubbele zin zien we een verijling; het ijle, bijna doorschijnende van de afbeelding zelf, én het ontheven zijn aan het aardse; dit is opmerkelijk want wat is meer aards dan bloem, blad of schil? De kracht van deze verijling schuilt in de impressie die gewekt wordt, namelijk van twee aspecten, van de oorsprong zowel als van de vervluchtiging, van het organische en het anorganische, van leven en dood. Beide aspecten zijn tegenwoordig, zijn te zien! Het is alsof Jan zeggen wil “hier kan en zal ik me nooit van losmaken.”

Graag wil ik besluiten met een kort gedicht dat ik aan Jan en Marian opdraag, waarna ik deze tentoonstelling voor geopend verklaar.

voor Jan en Marian
stuifmeel van gedachten
zaaigoed in de ruimte
kleine sterren in het hoofd

‘t nachtelijk gelooide eerste licht
verwacht de ochtend wordt
doorschijnend jong en vruchtbaar

onnodig de namen die ik noem
gratie schepping
wiekslag wonder stilte

zie: onderscheid valt weg
eeuwige blankarmige Nausikaa
einde en begin zijn één

Evert Duintjer Tebbens

———————————————————————————-

Speech in Kanselarij, Leeuwarden

Tekenen en naaien heb ik mijn hele leven gedaan, maar pas op mijn vijftigste ging ik naar kunstacademie Minerva, een late roeping. Daarvóór was ik docent communicatieve vaardigheden (Nederlands, Frans, en Spaans) op Hogeschool van Hall Larenstein in Groningen en Leeuwarden.
Ik ben geboren in Zeddam, gelegen in een bosrijk gebied tegen de Duitse grens, in Gelderland. In de bossen is mijn liefde voor bomen ontstaan. Het zijn oude wezens in de natuur, die ongegeneerd hun voortplantingsdrift uiten. Wat ze meegemaakt hebben is zichtbaar. Daar waar ze de concurrentie aangaan met de cultuur, omhelzen ze die en zetten hem naar hun hand. Daar zijn mensen gevoelig voor.
Bomen staan centraal in mijn werk, ik abstraheer ze en geef er betekenis aan: kracht, vitaliteit, flexibiliteit, aanpassingsvermogen aan indringers, liefdevolle opname en omhelzing.
Ik vertel over de serie ‘Angkor’ en over het drieluik ‘Where do you go’. Daarna beantwoord ik vragen uit het publiek.

Angkor
Ik bezocht het tempelcomplex van Angkor, dat 160 vierkante kilometer beslaat en ruim honderd archeologische gebouwen omvat. Angkor is de historische hoofdstad van het Khmer Keizerrijk, gebouwd van de negende tot de dertiende eeuw, het culturele en spirituele hart van Cambodja.
Het keizerrijk van Angkor raakt in verval nadat er wegen aangelegd worden. Daardoor komt er contact met de buitenwereld, waardoor ook vijandelijke troepen de tempels kunnen bereiken. De mensen trekken weg. Dan neemt de natuur het over. De tempels worden overwoekerd door het omringende oerwoud, blijven eeuwenlang verborgen en worden wakker gekust in de twintigste eeuw. De strijd tussen natuur en cultuur komt steeds in mijn werk terug.
In de schilderijen zijn de grillige vormen van de vervlechting te zien.
De serie is gemaakt met waterverf op papier. Daaroverheen komt een transparante primer. Die is nodig, omdat ik het schilderij afmaak met olieverf, die glad is aangebracht.

Waterverf en olieverf gedragen zich totaal verschillend. Door deze techniek toe te passen kan ik de voordelen van beide materialen gebruiken: waterverf kan ik zeer nat aanbrengen, het materiaal droogt grillig op. Met olieverf zet ik het schilderij naar mijn hand.
Mijn meeste schilderijen zijn een explosie van kleur, maar de serie Angkor is beheerst van kleur, omdat het onderwerp daarnaar vraagt.

Drieluik Where do you go
Het procedé voor dit wandvullende kunstwerk is erg arbeidsintensief.
Ik teken een compositie op papier en daarna op schilderslinnen. De compositie neem ik over op katoen. Dit wordt de onderlaag voor de genaaide onderdelen. Op het katoen komt fiberfil en een genaaide toplaag van gekleurde textiel. Daarna maakt ik een onderlaag van vloeiende verf op het schilderslinnen, waarop in de genaaide delen bevestig. Dat doe ik op drie manieren: met de hand genaaid op het linnen, aan de achterzijde over de rand geniet en met boekbinderslijm.

Het geeft mij een enorme bevrediging om orde aan te brengen in de chaos.
Mij spreekt het citaat van Ilya Prigogine & Isabelle Stengers aan: ‘Het leven is geen product van toeval maar van natuurlijke processen, die orde creëren en die ruimte laten voor spontaniteit.’
Deze spreuk is in grote mate van toepassing op het schilderij Where do you go. De voorstelling is één grote chaos, er is enorm veel te zien, iedereen ziet er andere dingen in, maar om die chaos te maken is orde nodig.
De bron van dit schilderij is een omgevallen boom in New Forest. De natuur mag daar zijn gang gaan. Dus je treft een ravage van omgevallen bomen aan. Er zijn afgescheurde takken, stukken die aan het vergaan zijn en andere waar leven in zit, wortels die opgewipt zijn uit de grond, uitgespoeld door de regen en zwevend door de lucht.

Geld
Een toehoorder merkt op: ‘Misschien een foute vraag, maar zit er ook een commerciële kant aan je werk, wil je dit graag verkopen?’
Mijn antwoord: ‘Jaa, ik wil dit graag verkopen.’
‘Oh, toch wel?’ Dit bracht enorme consternatie teweeg in het publiek.
Ik: ‘Waarom wil ik het verkopen? Je kunt het commercieel noemen, maar een kunstenaar is meestal niet commercieel. Als die een fatsoenlijk uurloon zou berekenen, wordt het kunstwerk te duur en verdient ze niets. Als je echt geld wilt verdienen, moet je een ander beroep kiezen. Maar wat het geld voor mij wel betekent is waardering . Dat mensen geld ervoor over hebben vind ik fijn.
En je hoeft niet per se een schilderij te kopen, om ervan te genieten. Als de prijs te hoog is voor je budget, kunt je altijd nog een catalogus kopen, waar de meeste van deze werken in staan.’

6 januari 2019, Marian Hulshof
___________________________________________________

Zaaltekst Galerie Noord in Groningen

Marian Hulshof koestert bomen die zij tijdens haar boswandelingen tegenkomt. Als kind was het bos al haar speelruimte.
Zij bestudeert bomen door goed te kijken naar de veelkleurigheid van de schors, de structuur van de stam, de richting van de groeven en naar lichtdonker effecten in de rondingen van de wortels. Zij schildert kleurrijke bomen op doek, met naald en draad geeft zij het thema vorm in tastbare, driedimensionale schilderijen en in de laatste serie getiteld: ‘Boom van een mens’ tekent zij met krijt bomen op spijkerbroeken.
Dit idee is ontstaan tijdens haar verblijf op een afgelegen plek in Nieuw-Zeeland, waar zij als kunstenaar een maand heeft gewerkt. Tijdens een wandeling scheurde zij haar broek aan prikkeldraad en omdat er zo gauw geen andere drager voorhanden was, besloot zij deze als ondergrond te gebruiken. Bovendien had de broek al in haar koffer gezeten, zodat het gemaakte kunstwerk op de terugreis niets zou veranderen aan gewicht en ruimte.

Terug in Nederland diepte zij het concept verder uit. De eerste ‘boombroek’ was wit van kleur, en gemaakt van zacht katoen. Een boom staat voor kracht en om die eigenschap te versterken, heeft zij voor het vervolg van haar project gekozen voor spijkerbroeken, als symbool van noeste arbeid. Aan vriendinnen en vrienden vroeg zij een afgedragen spijkerbroeken voor het project beschikbaar te stellen. Tijdens het maakproces waren herinneringen aan de dierbare eigenaren van inspirerende waarde.

Aan de hand van zelfgemaakte foto’s van stammen en wortels maakt zij eerst een ontwerp waarbij de essentie van de boom op de pijpen van de broek zichtbaar wordt.
De voorstelling op de spijkerbroek is getekend met houtskool en een beetje wit krijt; de diepzwarte kleur in de schaduwpartijen is verkregen met Siberisch krijt. Wanneer de tekening zijn voltooiing nadert wordt de broek voor de eerste keer gefixeerd, en na het aanbrengen van volgende krijtlagen, iedere keer weer.
De gebruikte tekentechniek gaat uit van het principe dat de vorm zich toont in de niet-getekende delen, die komt aan het licht in de restruimte. De wortels zijn indigo door de kleur van de spijkerbroek, zij krijgen hun plasticiteit door de ruimte ertussen donkerzwart te maken. Met hier en daar wat wit krijt is deze optische illusie geoptimaliseerd. De tekentechniek is zo kundig en suggestief toegepast dat het lijkt alsof de bomen zich al in de broeken geworteld hadden voor zij, met slechts enkele ingrepen, het daglicht zagen.

Emmie Muller, 16 september 2016


Footer

.

Atelier


Facebook

Telefoon

E-mail

Telefoon

Copyright © 2023 Marianhulshof.nl · Log in